
category_news
Aanpak uitheemse rivierkreeften in de Molenpolder
Uitheemse rivierkreeften zorgen voor toenemende problemen in Nederlandse wateren. Tijdens een de bijeenkomst op 13 mei lichtten José Vos (Ministerie van LVVN), Yannick Janssen (ATKB) en Winnie Rip (Waternet) de laatste beleidsontwikkelingen, praktijkervaringen en ecosysteemmaatregelen toe.
Beleidsontwikkelingen rondom uitheemse rivierkreeften
Europees beleid als basis
Het Europese exotenbeleid vormt het uitgangspunt voor het Nederlandse beleid rond invasieve exoten. De Europese Unielijst speelt hierin een centrale rol. Op deze lijst staan soorten die aantoonbare schade toebrengen aan de inheemse biodiversiteit. Schade aan gezondheid, infrastructuur of economie is vanuit deze lijst geen directe reden voor bestrijding, hoewel deze aspecten in de praktijk wel relevant zijn.
Sinds de inwerkingtreding van de Europese Exotenverordening in 2015 moeten lidstaten handelingsperspectieven ontwikkelen per soort. De nadruk ligt op preventie en vroege eliminatie. Bij wijdverspreide soorten – zoals de rode Amerikaanse rivierkreeft – mogen landen beheersmaatregelen inzetten, waarbij kosten, effectiviteit en neveneffecten worden meegewogen.
Uitheemse rivierkreeften op de Unielijst
De rode Amerikaanse rivierkreeft werd in 1985 voor het eerst in Nederland aangetroffen. Aanvankelijk waren de risico’s onbekend, en er ontbraken effectieve beheersmaatregelen. Vangst alleen bleek niet voldoende. Toentertijd werd al wel gesuggereerd dat biologische bestrijding met roofvissen enig perspectief zou kunnen bieden.

In 2016 zijn de eerste vijf uitheemse rivierkreeften toegevoegd aan de Unielijst. Eliminatie op nationale schaal bleek inmiddels onhaalbaar, en zelfs op lokaal niveau is effectieve bestrijding lastig. Er waren toen nog geen systeemgerichte maatregelen bekend. Beheersing met roofvissen en vangen zou alleen effectief kunnen zijn in geïsoleerde wateren. In die tijd waren er al wel tekenen uit het buitenland dat dit effectief kan zijn, maar er was nog geen bewijsvoering uit de Nederlandse praktijk.
Nationaal aanvalsplan en Programma Ontwikkeling Beheersingsaanpak Uitheemse Rivierkreeften (OBUR)
Het ministerie van LVVN werkt aan een Landelijk Aanvalsplan Invasieve Exoten. In december 2024 zijn de eerste contouren gepresenteerd aan de Tweede Kamer. De centrale boodschap: volledige verwijdering van alle invasieve exoten is niet haalbaar, dus de focus ligt op preventie, vroege detectie en snelle actie.
Herstel en versterking van ecosystemen worden ook aangepakt via diverse programma’s zoals Natura 2000, het Programma Natuur en het Aanvalsplan Landschap. Daarnaast loopt sinds 2021 het Programma Ontwikkeling Beheersingsaanpak Uitheemse Rivierkreeften (OBUR), waarin onder meer de ministeries van LNV en I&W, waterschappen, provincies, sportvissers en terreinbeheerders samenwerken.
De aanpak binnen OBUR is breed en omvat:
- Preventie en vangstmogelijkheden;
- Verkennen van systeemweerbaarheid;
- Gezamenlijke onderzoekagenda;
- Ontwikkeling van een afwegingskader;
- Onderzoek naar governance en verantwoordelijkheden.
De meest kansrijke beheersmaatregelen lijken te liggen in een combinatie van het weerbaar maken van ecosystemen, nutriëntenreductie en vangst. Dit zijn maatregelen die voor de waterkwaliteit veelal genomen worden, alleen het vangen van uitheemse rivierkreeften is nog niet (financieel) belegd.
Praktijkvoorbeeld: Molenpolder
In de Molenpolder werd vanaf 2012 een verslechtering van de waterkwaliteit geconstateerd. Invasieve rivierkreeften bleken waarschijnlijk de oorzaak. In 2018 begon een kleinschalige pilot in de Distelvinkplas. De belangrijkste resultaten tot nu toe zijn:
- Een sterke reductie van kreeften kleiner dan 6 cm is mogelijk, vooral in geïsoleerde gebieden;
- Theoretische kritische grens (vanaf wanneer negatieve effecten zichtbaar worden) ligt rond de 0,9 uitheemse rivierkreeften/vierkante meter.
- De pilot is op kleine schaal succesvol. Het ecosysteemherstel leidde tot een toename van het lichtklimaat en waterplantenbedekking en een afname van de fosfaatconcentraties en chlorofyl (algen).
In 2021 werd de pilot opgeschaald naar andere delen van de Molenpolder. Dankzij de inzet van de tunnelkorf kon het afvangen efficiënter gedaan worden. Inmiddels zijn de aantallen kreeften onder de kritische grens. De verwachting is dat minimaal 70% van de populatie weggevangen moet worden om blijvend effect te realiseren.
Sinds 2024 loopt een nieuwe pilot rond de ecosysteemaanpak in een compartiment van 2 hectare. Deze loopt tot 2026.
Ecosysteemaanpak in de Molenpolder
De ecosysteemaanpak richt zich op zowel het verkleinen van de exotenpopulatie als het versterken van de weerbaarheid van het ecosysteem. Binnen deze aanpak worden drie typen maatregelen onderscheiden:
- Type I – Bronmaatregelen: Zoals reductie van de fosforbelasting.
- Type II – Systeemmaatregelen: Aanpassen van het ecosysteem zodat het minder geschikt is voor kreeften, bijvoorbeeld door vegetatiestructuur te veranderen.
- Type III – Interne maatregelen: Ingrijpen in het voedselweb, zoals wegvangen van kreeften en uitzetten van roofvissen.
In de Molenpolder worden deze maatregelen gecombineerd:
- Kreeften en bodemwoelende vis reduceren;
- Fosforbelasting verlagen;
- Bodem- en lichtkwaliteit verbeteren;
- Water- en oeverplanten herintroduceren;
- Mosselen uitzetten;
- Predatoren van rivierkreeften stimuleren.
Intensieve monitoring ondersteunt de effectevaluatie, waarbij wordt gekeken naar licht, pH, zuurstof, nutriënten, vegetatie, kreeftenaantallen en (roof)vispopulaties.
Vervolgens namen Yannick en Winnie ons mee naar de oever in de Molenpolder waar vandaar we een pilotlocatie konden bekijken. Hier zagen we opstellingen met ingebrachte waterplanten, boomstammen die in het water zijn gelegd om schuilplaats te bieden aan vissen en vangkorven.
Conclusie
De bestrijding van uitheemse rivierkreeften vraagt om een gecombineerde aanpak op meerdere schaalniveaus: van Europese regelgeving tot nationaal beleid en lokaal ecosysteemherstel. De inzichten uit pilots zoals in de Molenpolder zijn cruciaal voor het ontwikkelen van effectieve strategieën. Hoewel volledige eliminatie niet haalbaar is, biedt een goed afgestemde combinatie van maatregelen uitzicht op het beheersen van de impact op onze ecosystemen. Ontwikkeling van kennis en duidelijkheid rondom governance is hierbij cruciaal.
